Bob Becking, ‘Gebod en Grammatica: Gedachten over de ‘gij zult niet …’-zinnen uit de Tien Woorden’ in Kerk & Theologie 70 (2019), p. 5-16
Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En gij zult niet begeren uws naasten [17]vrouw; en gij zult u niet laten gelusten uws naasten huis, zijn akker, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, zijn os, noch zijn ezel, noch iets, dat uws naasten is. 17. Ex.20:17 wordt het huis des naasten voor zijn vrouw gesteld, tot een klaar bewijs dat dit maar een gebod is.